Het beheersen van de etiquette is belangrijk voor menig gelovige van de Zon en de zij die beschaving binnen Elerion hoog in het vaandel dragen. Zij achten dat het een voorwaarde is om zich onder alle omstandigheden zelfverzekerd en comfortabel te voelen, doordat ze weten wat er van ze verwacht wordt en wat ze van andere kunnen verwachten. Hieronder volgen een aantal basisregels die aangehouden worden door de meest beschaafde volgelingen van de Zonnecultus. Deze regels worden ook geleerd aan leerlingen van enkele bekende opleidingen binnen het keizerrijk, zoals het Gilde der Nette Heren en Augistina's School Voor Jonge En Imponbeerbare Jeugd. De gemiddelde edelman zal zich hier niet aan storen, laat staan de regels kennen of toepassen., om over de "gewone" burger van het Keizerrijk nog maar te zwijgen.

De, zoals dat hoort zeer uitbreide regels der Eleriaanse etiquette, zoals toegepast door het Gilde der Nette Heren, zijn als volgt :

1. Mensen die we kennen groeten we altijd. Ook als de temperatuur van de verstandhouding in de buurt van het vriespunt ligt. We gaan de situatie niet laten escaleren door de ander te negeren. Dat mag ook van de ander worden verwacht. 
2. Lopen we op straat met iemand, die een voor óns onbekende groet of terug groet, dan groeten wij mee. 
3. De vrouw neemt altijd het initiatief om een hand te geven. Indien de mensen die elkaar groeten uitsluitend mannen of alleen vrouwen zijn dient de jongste of minst ervaren persoon het initiatief te nemen.
4. Bij het handschudden dient de heer zijn rechterhandschoen uit te trekken. Indien die niet snel genoeg lukt, laat de dame dan niet met uitgestoken hand staan wachten. Een vrouw trekt bij zo’n begroeting nooit haar handschoen uit, tenzij ze een andere vrouw de hand schudt die er zelf geen draagt.
5. Bij een begroeting binnenskamers dient de heer bij het begroeten van een dame op te staan en zijn jas of mantel dicht te knopen alvorens er een hand wordt gegeven.
6. Een heer die een hoed draagt dient deze bij het voorbijgaan van een dame, een oudere collega of een superieur, op ongeveer drie passen afstand, af te nemen met de juiste hand en deze ter hoogte van de borst te houden, alvorens hem in een vloeiende beweging weer op te zetten. Indien het koud is kan worden volstaan met het oplichten van de hoed en een kleine hoofdknik. Er moet een hand tussen de hoed en het hoofd door kunnen. De ‘juiste’ hand is de hand die het verst van de ander verwijderd is, zodat tijdens deze manoeuvre het gezicht niet even onzichtbaar wordt. We gebruiken de ‘verkeerde’ hand wanneer we de ‘juiste’ niet tijdig kunnen vrijmaken of wanneer we anders een naast ons lopende dame zouden hinderen.
7. Een heer zet te allen tijde zijn hoed af: in huis, eet- en drinkgelegenheden, theaters en wanneer er een plechtigheid wordt gehouden van welke aard dan ook.
8. Een heer houdt zijn hoed op: op de markt, in een koets of bij formele (onpersoonlijke) gesprekken.
9. Het geven van een handkus is alleen toegestaan wanneer er reeds een vertrouwensband bestaat. De dame hoort hierbij te blijven zitten terwijl de heer staat. Gehandschoende handen worden niet gekust. Sowieso mogen de lippen de huid niet werkelijk raken. 
10. De dame mag een handkus niet weigeren of haar hand terugtrekken. En in geen geval mag de dame de hand van de man in kwestie een hartelijk drukje geven. De hand van de dame dient als een slap vaatdoekje in de hand van de heer te liggen.
11. Het is ongepast om in een gezelschap slechts één dame een handkus te geven, maar de hele kring rondgaan is eveneens ongepast. Handkussen zijn dus alleen geoorloofd wanneer er slechts één dame in het gezelschap is.
12. Wanneer twee koppels elkaar begroeten, schudden eerste de dames elkaar de hand, daarna de heren met de dames en tot slot de heren.
13. Bij het voorstellen van onbekenden, getuigt het van stijl om een korte introductie te geven. Bijvoorbeeld: “Dit is mijnheer van Dalen, alchemist.”
14. Bij het op straat lopen, loopt de dame in het algemeen rechts van de heer. Net als de oudere of de hogergeplaatste. Het is een ereplaats geworden.
15. In een gezelschap van meer dan twee mensen, loopt de belangrijkste persoon (de dame, oudere of hooggeplaatste persoon) altijd in het midden, beschermd.
16. Bij het naar binnengaan, dient de heer de deur voor de dame open te houden en na haar naar binnen te gaan. 
17. Wanneer er echter een trap opgegaan wordt, dient de heer voor te gaan, omdat de enkels van de dame anders misschien gezien zullen worden. Alleen wanneer het een buitengewoon gevaarlijke trap betreft, zal de heer achter de dame lopen om haar bij een eventuele val op te kunnen vangen. Trap af gaat de dame voor, tenzij het en gevaarlijke trap betreft. 
18. Een heer dient een dame behulpzaam te zijn met het aan- en uittrekken van haar mantel. 
19. Wanneer er op de grond moet worden gezeten, dient met zich neer te zetten zonder daarbij de handen te gebruiken of overmatig te steunen en kreunen.
20. Men gaat nooit tussen twee andere mensen in zitten tenzij de plaats daar voor hen was vrijgehouden of wanneer er geen andere plek meer vrij is. 
21. In een eetgelegenheid krijgen dames in principe altijd de beste zitplaats, liefst zo dat zij de zaal in kan kijken. Bij formele gelegenheden zitten de heren naast elkaar tegenover hun tafeldame. 
22. Aan tafel praten we niet te hard en lachen we niet te luid. Dit zou ons een hinderlijk middelpunt van de belangstelling maken. 
23. Wanneer een dame opstaat van tafel, dient haar tafelhaar eveneens op te staan. De overige tafelgenoten kunnen blijven 
24. Wanneer iemand naar het toilet gaat, zegt men dit nooit met deze bewoording. Een dame zal vragen of haar tafelheer haar even wil excuseren. Een heer zal zijn tafeldame hetzelfde vragen indien hij degene is die naar het toilet wil. De andere tafelgenoten dienen niet in hun conversatie te worden gestoord. 
25. Ongenood op bezoek komen kan hinderlijk zijn. Beter is het altijd om vooraf een afspraak te maken. Een goede gastheer of -vrouw zal ongenood bezoek nooit weigeren. Daarom is het noodzakelijk dat de ongenode gast te allen tijde vraagt of hij of zij gelegen komt. Zo niet, dan zal hij ofwel zijn bezoek zo kort mogelijk houden of op een ander moment terugkomen. 
26. Tutoyeren mag alleen op aangeven van de vrouw of oudste of superieure persoon. 
27. Converseren betekent dat niet steeds één persoon aan het woord is, maar dat alle aanwezigen in het gesprek worden betrokken. Geen onderonsjes. Onderling fluisteren is onbeschoft.
28. Het is in een conversatie ongepast om het gesprek op onszelf te betrekken. Nog erger is het etaleren van onze eigen prestaties of negatief praten over andere mensen.
29. Praat nooit een persoonlijk meningsverschil uit in bijzijn van anderen.
30. In het theater geven we ter begroeting een knikje naar de toeschouwers links en rechts van ons, wanneer we onze plaats opzoeken.
31. Bij opkomst van de artiesten dient te worden geapplaudisseerd en wanneer de voorstelling is afgelopen. Niet tussendoor.
32. We lopen niet weg voor het laatste applaus klaar is, tenzij we dringend worden weggeroepen of we het gebodene waardeloos vinden.